Volgens mij is het soms ook best moeilijk als je nog geen twee bent en dan ineens geconfronteerd wordt met sneeuw. Van dat gedwarrel van sneeuwvlokken naar een compleet witte wereld. Gewoon met een jas aan naar buiten kan niet meer. Je moet een extra broek aan, handschoenen zijn verplicht en die snowboots komen nu helemaal goed uit. Naar buiten gaan? Trek daar maar een kwartier voor uit.
Eenmaal buiten, je ziet eruit als een marsmannetje, moet je je door de sneeuw ploegen om op de straat te komen. Daar kan je fietsen, maar je moeder wil graag met de sneeuw spelen. Jij wilt fietsen. Je moeder wilt een sneeuwpop maken. Jou kan Olaf gestolen worden. ‘Nee Olaf. Fietsen’ zeg je duidelijk. Waarom is het ineens allemaal anders alleen maar omdat er sneeuw is? Dan vraagt je moeder ook nog of je een sneeuwbal wilt maken. Alsóf je dat gekke witte spul in je handen gaat nemen. Mooi niet. Je wilt fietsen.
In plaats van met een fiets komt je moeder met de slee aangelopen. Ook mooi, daar kan je ook een rondje mee rijden. ‘Nee, daar heb je sneeuw voor nodig. We gaan thuis sleeën.’ Toch geen rondje dus. Die Zwitsers hebben ieder straatje waar je lekker op kunt sleeën schoongemaakt en ik verdenk ze ervan dat ze zelfs extra zout hebben gebruikt.
Waarom gaan we geen rondje lopen? Lopen kan toch ook? Je vertrekt. Dan maar zonder je moeder. ‘Tschuus, bye bye.’ Heb je me gehoord? Joehoe. ‘Dag mama!’ Dat had je niet zo hard moeten roepen, nu word je weer teruggeroepen. Dat eeuwige gezeur dat we in de straat spelen en dat ik moet omkeren. Denk je dat ik je niet hoor? Dat doe ik wel hoor. Ik trek alleen mijn eigen plan en gaat het niet zoals ik in mijn hoofd heb. Berg je dan maar. Net als Eva, echoot ook mijn gejank door het hele dorp. Je loopt naar de garage en vind je loopfiets. Al ploegend en zwetend door de sneeuw kom je met de fiets bij de weg uit. Toch wel een voordeel die keurige Zwitsers. De sneeuw is weg op de straten, je kunt gewoon fietsen. En weg ben je.
In plaats van spelen in de sneeuw, fiets jij een rondje. Dolgelukkig. Je weet dondersgoed waar je heen wilt. We steken over en je racet weer van me weg. Door de poortjes en weer verder. Je stopt en zegt ‘Tijs (kijk). Mooi!’. Ik vind het ook mooi, de hele wereld is wit. Dan rijd je weer verder en stapt vol trots de speeltuin binnen.
Bestemming bereikt. Geluk gevonden.
En zo lopen we steeds weer naar de speeltuin. De ene keer met de kinderwagen, de andere keer met de fiets. Langzaam begint ze aan de sneeuw te wennen, maar aanraken en sneeuwballen gooien is er niet bij. Gelukkig weet Liza het sleetje rijden uiteindelijk wel te waarderen, zelfs als dat in eigen tuin is.
Comments